vrijdag 15 mei 2009

Dagboek van Figaro - 1

Deze nacht is het muisstil in ons huis. Rambo is er weer vandoor, op toer naar wie weet waar. Kattekwaad uithalen. Mij niet gelaten, zo heb ik mijn slaapplaatsje voor het uitkiezen. Welke zou ik nemen, de doos met het dekentje of die met het wollen mandje? Stil,... wat hoor ik daar? Meaw, 't is baasje die Rambo roept. Verloren moeite, die komt toch niet, kan nooit in zijn kot blijven. Als de baasjes mij roepen, dan kom ik. Zo simpel is dat. Regels moeten er zijn.

Euh, laat eens kijken,... misschien nog wat brokjes eten. Iets anders is er nu toch niet. Geef mij maar een vers stukje kip of vis, een beetje hesp, een stukje kaas. Een pannenkoekje gaat er ook wel in.

Eens kijken in de grote doos van mama. Meaw, de kleintjes liggen weeral te zuigen. Ze zijn zwart en wit, net zoals ik. Hmm, ik zie ze wel konkelfoezen hoor, de mensen: ze denken dat ik er iets mee te maken heb. Maak dat de kat wijs!
Geroddel, dat is het, echt iets voor dat mensenvolk.


maandag 11 mei 2009

De avonturen van Rambo - 1

Eindelijk weer stil. Dat felle, warme licht hoog boven mij, zie ik niet meer. Mensen kruipen in hun hokken. Tijd om op avontuur te gaan!

Mijn oppassers maken geluiden, ze lokken mij

met vleesbrokjes in een kleurige doos. Pfff, daar trap ik niet meer in. Vlug wegwezen. Af en toe hoor ik dat gerucht dat ze maken door hun poten tegen elkaar te slaan. Soms probeert de man het geluid van een vogel na te bootsen, belachelijk. Ik wéét wel dat er daar een doos met een warm deken klaar staat. Lekker gezellig. En dat, als ik te lang wacht, ik er niet meer bij zal kunnen. Waarom maken mijn bewakers het hok helemaal dicht als het donker is? Geen kattegat meer te vinden. Ik krijg de kriebels van die mensen...

Maar ik wil, nee, ik moet nu verder. Als de duisternis weer weggejaagd wordt door die witte vlek aan het einde van de wereld, dan komen de tweevoeters weer buiten. Dan loop ik wel naar huis. Mijn verzorgers zullen me begroeten met vriendelijke klanken. Ze tillen me dan van de grond en strelen me over mijn kop. Ze zijn
kattegoed. Hmm, wat gespin laten horen en kopjes geven, dan krijg ik vast wel iets te eten. Dat zal smaken na zo'n tocht.

Aha, wat bespeur ik daar, dat is die opgeblazen
kat
er. Als mijn mensen hem zien, zeggen ze 'dikkie dik'. Ik begrijp veel mensenklanken, maar deze moet ik toch nog even nagaan. Sshhht, behoedzaam op mijn buik er op af sluipen... haha, dit wordt een... verrassingsaanval!

Chat au clair de lune (Théophile Alexandre Steinlen)